Jaarcijfers atriumfibrilleren
Inleiding
In dit hoofdstuk worden jaarcijfers voor katheterablaties en minimaal-invasieve chirurgische ablaties, met algemene trends in de patiëntkarakteristieken en uitkomsten gepresenteerd. Dit betreft de gegevens t/m 2023, afkomstig uit de Nederlandse Hart Registratie (NHR). Hierin verzamelen centra in de registratie Ablatie informatie over de zorg voor patiënten met atriumfibrilleren.
Methode
Voor katheterablatie en minimaal-invasieve ablatie voor atriumfibrilleren zijn binnen de NHR sinds 2013 gegevens beschikbaar. In Nederland worden katheterablaties door 15 hartcentra uitgevoerd. Al deze centra nemen deel aan het Waardegedreven Hartzorg (WHZ) programma van de NHR. Voor minimaal-invasieve chirurgische ablatie zijn er 9 hartcentra die dit type ingreep uitvoeren. Deze centra publiceren op vrijwillige basis informatie over de kwaliteit van zorg, gemeten met behulp van de voor patiënten meest relevante uitkomstvariabelen.
De inclusiecriteria zoals toegepast voor selectie van patiënten, de analyses en de analysemethodiek zijn hier terug te vinden. De methodiek voor de selectie van de NHR-variabelensets is hier terug te vinden.
Resultaten
Katheterablatie
Voor de katheterablaties wordt in onderstaande figuur het verloop van het aantal uitgevoerde interventies in de afgelopen jaren weergegeven.
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de patiëntkarakteristieken van alle in het WHZ programma geregistreerde patiënten, die vanaf 2013 een katheterablatie hebben ondergaan.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
BMI( ≥ 25 kg/m²) | 71,7% | 69,7% | 70,8% | 69,9% | 71,9% | 69,4% | 69,4% | 69,9% | 69,3% | 69,5% | 69,4% |
CHA₂DS₂-VASc Score (≥ 2) | 40,1% | 41,0% | 44,4% | 46,0% | 50,8% | 50,5% | 48,7% | 50,4% | 53,2% | 53,9% | 53,2% |
Eerdere ablatie in linkeratrium | 21,5% | 26,5% | 24,7% | 23,7% | 25,4% | 26,9% | 27,7% | 26,3% | 25,9% | 26,0% | 23,5% |
Geslacht (man) | 68,7% | 69,7% | 69,4% | 67,3% | 68,4% | 66,4% | 65,9% | 66,6% | 65,3% | 64,9% | 67,0% |
Leeftijd (≥ 75 jaar) | 3,4% | 3,6% | 4,9% | 5,4% | 6,2% | 6,8% | 7,5% | 8,0% | 10,0% | 11,0% | 10,9% |
Linkeratrium volume index (> 39 ml/m²) | 28,9% | 24,7% | 18,0% | 21,4% | 17,3% | 14,9% | 17,1% | 38,6% | 35,5% | 37,5% | 34,8% |
Linkerventrikelfunctie (EF < 30%) | 0,8% | 1,2% | 0,7% | 0,5% | 1,0% | 1,2% | 0,9% | 1,1% | 1,6% | 1,6% | 1,5% |
Nierinsufficiëntie (eGFR < 60) | - | 12,4% | 18,9% | 17,4% | 20,1% | 18,9% | 16,7% | 16,6% | 17,2% | 17,8% | 17,8% |
Patroon AF (paroxysmaal) | 73,9% | 74,1% | 72,5% | 73,7% | 72,9% | 72,1% | 68,5% | 68,4% | 67,6% | 64,0% | 61,6% |
(persisterend) | 23,8% | 22,7% | 22,6% | 24,7% | 25,7% | 26,0% | 30,1% | 30,4% | 31,1% | 34,6% | 36,9% |
Preoperatieve mitralisklepinsufficiëntie (matig/ernstig) | 6,7% | 4,8% | 4,6% | 5,8% | 3,1% | 6,6% | 4,8% | 5,8% | 5,3% | 4,6% | 4,9% |
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de verschillende ruwe uitkomsten per jaar.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bloedingscomplicatie tijdens opname | 1,2% | 0,7% | 0,6% | 0,5% | 0,7% | 0,5% | 0,7% | 0,5% | 0,6% | 0,3% | 0,3% |
Cardiale tamponade binnen 30 dagen | 0,6% | 0,5% | 0,4% | 0,4% | 0,4% | 0,6% | 0,5% | 0,4% | 0,3% | 0,4% | 0,4% |
Phrenicus paralyse tijdens opname | - | - | - | 0,7% | 0,8% | 0,7% | 0,7% | 0,4% | 0,8% | 0,4% | 0,4% |
Trombo-embolische complicatie binnen 72 uur | 0,6% | 0,2% | 0,5% | 0,3% | 0,5% | 0,2% | 0,2% | 0,2% | 0,3% | 0,2% | 0,2% |
Vasculaire complicatie binnen 30 dagen (minor + major) | - | - | - | 1,4% | 1,3% | 1,5% | 1,5% | 1,4% | 1,4% | 0,9% | 0,6% |
Hartchirurgische spoedinterventie | - | - | - | - | - | - | - | - | 0,1% | 0,1% | 0,0% |
Herhaalde linkeratriumablatie binnen 1 jaar | 15,8% | 17,8% | 16,1% | 15,6% | 15,5% | 17,6% | 14,3% | 12,6% | 13,1% | 10,8% | - |
Opnameduur (dagopname) | - | - | - | - | - | - | - | - | 29,7% | 36,8% | 51,2% |
De verschillende risicogecorrigeerde uitkomsten, gecorrigeerd op basis van door artsen geselecteerde relevante patiëntkarakteristieken, worden gepresenteerd in onderstaande figuren.
Tot slot wordt in onderstaande figuren de ontwikkeling van de kwaliteit van leven getoond van patiënten die een katheterablatie hebben ondergaan.
Minimaal-invasieve chirurgische ablatie
Voor de minimaal-invasieve chirurgische ablaties wordt in onderstaande figuur het verloop van het aantal uitgevoerde interventies in de afgelopen jaren weergegeven.
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de patiëntkarakteristieken van alle in het WHZ programma geregistreerde patiënten, die vanaf 2013 een minimaal-invasieve chirurgische ablatie hebben ondergaan.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
BMI (≥ 25 kg/m²) | 75,0% | 72,1% | 77,1% | 73,8% | 79,6% | 76,8% | 82,1% | 79,7% | 79,7% | 81,3% | 71,9% |
CHA₂DS₂-VASc Score (≥ 2) | 45,3% | 43,9% | 43,9% | 54,7% | 53,3% | 53,7% | 55,5% | 48,1% | 48,3% | 54,5% | 48,5% |
Eerdere ablatie in linkeratrium | 28,6% | 37,7% | 40,1% | 40,1% | 42,2% | 50,5% | 43,7% | 56,8% | 58,6% | 41,3% | 44,6% |
Geslacht (man) | 68,7% | 69,9% | 73,8% | 66,0% | 72,5% | 74,9% | 70,5% | 66,7% | 71,8% | 69,8% | 72,7% |
Leeftijd (≥ 75 jaar) | 1,4% | 2,5% | 3,8% | 5,3% | 6,3% | 6,1% | 5,1% | 5,1% | 5,6% | 9,0% | 8,3% |
Linkeratrium volume index (> 39 ml/m²) | 40,0% | 49,4% | 48,9% | 55,7% | 54,5% | 57,7% | 65,9% | 56,8% | 53,9% | 52,8% | 55,8% |
Linkerventrikelfunctie (EF < 30%) | 2,1% | 1,8% | 3,0% | 1,1% | 2,1% | 2,6% | 1,9% | 3,1% | 1,7% | 2,1% | 0,0% |
Nierinsufficiëntie (eGFR < 60) | 14,6% | 13,8% | 12,1% | 13,9% | 17,2% | 17,0% | 21,2% | 20,7% | 17,0% | 25,4% | 21,0% |
Patroon AF (paroxysmaal) | 53,4% | 52,4% | 36,2% | 33,7% | 24,6% | 28,7% | 30,7% | 25,3% | 41,1% | 30,7% | 34,0% |
(persisterend) | 35,6% | 31,7% | 43,8% | 53,5% | 62,9% | 55,8% | 56,0% | 65,2% | 53,7% | 61,4% | 58,6% |
Preoperatieve mitralisklepinsufficiëntie (matig/ernstig) | 10,2% | 8,5% | 9,7% | 11,3% | 13,5% | 9,7% | 9,6% | 11,7% | 6,5% | 6,4% | 5,8% |
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de verschillende ruwe uitkomsten per jaar.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bloedingscomplicatie tijdens opname | 2,2% | 2,5% | 2,2% | 4,3% | 1,5% | 2,6% | 2,6% | 1,3% | 2,3% | 2,1% | 0,0% |
Conversie naar sternotomie tijdens opname | 0,5% | 0,0% | 0,6% | 1,0% | 0,6% | 1,0% | 1,6% | 1,7% | 0,6% | 1,1% | 0,5% |
Cardiale tamponade binnen 30 dagen | 0,4% | 1,6% | 0,8% | 0,9% | 1,1% | 1,9% | 1,5% | 0,5% | 0,0% | 2,1% | 0,0% |
Phrenicus paralyse tijdens opname | - | - | - | 1,6% | 0,9% | 0,0% | 0,0% | 0,8% | 0,0% | 0,0% | 0,0% |
Trombo-embolische complicatie binnen 72 uur | 0,4% | 0,0% | 0,5% | 0,0% | 1,2% | 0,7% | 0,3% | 0,9% | 0,0% | 1,6% | 0,5% |
Vasculaire complicatie binnen 30 dagen (minor + major) | - | - | - | 0,3% | 0,0% | 0,0% | 0,7% | 0,5% | 0,0% | 0,5% | 0,0% |
Hartchirurgische spoedinterventie | - | - | - | - | - | - | - | - | 0,0% | 1,1% | 0,0% |
Herhaalde linkeratriumablatie binnen 1 jaar waarbij een staged procedure telt als herhaalde ablatie* | 3,1% | 5,5% | 3,6% | 8,6% | 4,8% | 3,5% | 5,5% | 17,3% | 12,4% | 6,3% | - |
Herhaalde linkeratriumablatie binnen 1 jaar waarbij staged procedure telt als één procedure** | 3,1% | 5,5% | 3,6% | 8,6% | 4,8% | 3,5% | 5,5% | 13,9% | 12,4% | 5,3% | - |
Opnameduur (> 5 dagen) | 23,8% | 28,9% | 35,8% | 38,6% | 30,3% | 29,9% | 31,5% | 22,4% | 28,0% | 26,5% | 23,4% |
* De uitkomst bevat re-ablaties die onderdeel zijn van een staged hybride ablatie.
** Binnen de staged hybride ablaties wordt een eventuele derde ablatie (na geplande minimaal-invasieve chirurgische ablatie en katheterablatie) geteld als een re-ablatie).
De verschillende risicogecorrigeerde uitkomsten, gecorrigeerd op basis van door artsen geselecteerde relevante patiëntkarakteristieken, worden gepresenteerd in onderstaande figuren.
Discussie
Katheterablatie
Deze jaarcijfers tonen de aantallen en percentages van 2013 t/m 2023. Het is de eerste keer dat deze Nederlandse data die gedurende een decennium verzameld zijn, op deze manier in beeld worden gebracht. Dit maakt het mogelijk om trends over deze lange periode in kaart te brengen.
Vanaf 2013 is er een stijgende trend te zien in het aantal uitgevoerde katheterablaties (met een kleine dip in 2020 tijdens de coronapandemie). Ook in 2023 zet deze stijging door. Steeds meer centra zijn de laatste jaren gestart met het uitvoeren van katherablaties voor AF met Pulsed-Field Ablatie. Deze methode is mogelijk relatief sneller en maakt het mogelijk om meer ablaties uit te voeren, wat de stijging in aantallen mogelijk mede kan verklaren. Daarnaast kan de stijging het gevolg zijn van het toenemende aantal patiënten dat volgens de huidige richtlijnen jaarlijks in aanmerking komt voor een ablatie.
Het lijkt mogelijk te zijn geworden om over de jaren heen patiënten te behandelen met steeds meer comorbiditeit en hardnekkigere varianten van AF. In de tabel met patiëntkarakteristieken per jaar is te zien dat de populatie die behandeld wordt steeds ouder wordt; in 2023 is 10,9% van de patiënten 75 jaar of ouder in vergelijking met 3,4% in 2013. Ook is er over de tijd een toename te zien in het percentage patiënten met een hogere CHA2DS2-VASc score, persisterend AF en grotere linker atriumvolumes.
Zowel de ruwe als ook de risicogecorrigeerde uitkomsten per jaar laten steevast lage complicatie percentages zien en laten zien dat katheterablatie kan worden gezien als een veilige ingreep met een relatief lage kans op complicaties en een afnemende trend in het aantal herhaalde linkeratriumablaties binnen 1 jaar. Ook is er een toename te zien in het aantal patiënten dat in dagopname wordt behandeld. De data over de komende jaren moet uitwijzen of deze trend richting behandeling in dagopnames wordt doorgezet. Tot slot is te zien dat de kwaliteit van leven, gemeten met de AFEQT, voor ca 80% van de patiënten verbetert na een katheterablatie procedure.
Minimaal-invasieve chirurgische ablatie
Ook voor minimaal-invasieve chirurgische ablatie geldt dat deze jaarcijfers 10 jaren aan data bevatten.
In tegenstelling tot katheterablatie fluctueert het aantal uitgevoerde minimaal-invasieve chirurgische ablatie procedures over de tijd. De dip in het aantal uitgevoerde procedures in 2021 en de toename in 2022 kan verklaard worden door de coronapandemie waarbij in 2022 mogelijk als gevolg een inhaalslag van uitgevoerde procedures heeft plaatsgevonden. De komende jaren moet uitwijzen of de stijging in aantallen doorzet of stabiliseert.
In de tabel met patiëntkarakteristieken per jaar is te zien dat patiënten die een minimaal-invasieve chirurgische ablatie ondergaan in vergelijking met patiënten die een katheterablatie ondergaan vaker persisterend AF hebben met een groter linker atriumvolume, en dat het vaker een re-ablatie betreft. De behandelde patiënten zijn net zoals bij katheterablaties steeds ouder geworden; in 2023 is 8.3% van de patiënten 75 jaar of ouder in vergelijking met 1,4% in 2013.
Er kan geconcludeerd worden dat zowel de ruwe als ook de risicogecorrigeerde uitkomsten relatief stabiel zijn gedurende de afgelopen jaren.